CBS: Prijzen van openbaar vervoer in tien jaar met 30 procent gestegen
De tarieven voor het reizen met het openbaar vervoer zijn in tien jaar sterker gestegen dan de autokosten, meldt het CBS. In vergelijking met 2009 lagen de prijzen van het openbaar vervoer in juli 2019 30 procent hoger. Ook stegen de kosten voor het rijden in een eigen auto met een kwart.
Sinds 2009 nam de prijs voor reizen met het openbaar vervoer geleidelijk en stapsgewijs toe, terwijl de autokosten zich grilliger ontwikkelden. Van 2009 tot 2015 stegen de autokosten sterker dan het openbaar vervoer. Tussen 2015 en 2019 waren deze kosten lager dan de prijzen van het openbaar vervoer. De tarieven voor trein, tram en metro lagen in 2019 een kwart hoger dan in 2009. Reizen met de bus of de taxi werd in dezelfde periode zelfs 40% duurder.
Sterke stijging openbaar vervoer
Bij het openbaar vervoer valt de meer recente stijging van de prijzen op. Op jaarbasis stegen de prijzen in juli 2019 voor het reizen met het openbaar vervoer met 5,5 procent. Voor treinreizen steeg in diezelfde periode de tarieven met 4,6 procent. Hierbij was de recentste prijsstijging in juli van dit jaar de op één na sterkste stijging sinds halverwege 2005. Eén van de belangrijkste aanleidingen waardoor de stijging van de tarieven versterkt werden is de aanpassing van het BTW-tarief aan het begin van dit jaar wat van 6% naar 9% steeg.
Treinkaartjes en abonnementen waren in juli 4,4 procent duurder dan vorig jaar. Reizigers die met de tram of metro reden waren 5,7 procent meer kwijt. Ook openbaar vervoer over de weg werd duurder. In juli was de prijsstijging voor het reizen per bus 7,7 procent, waarbij de taxi 6,7 procent duurder was.
Grootste prijsstijger van Europa
De prijsstijging van het openbaar vervoer in Nederland was in juli 2019 de grootste stijger van alle Europese landen met 5,6 procent. Luxemburg volgt hierin op met 5,1 procent. In de buurlanden was de stijging minder hoog: In België lag de prijsstijging dit jaar op 2,5 procent ten opzichte van 2018, en in Duitsland stegen de prijzen met 1,6 procent. In Tsjechië was een sterke daling te zien met 10,2 procent waarop Portugal volgt met een daling van 8,4%.
Volgens het CBS gaat in Nederland een groter deel van het besteedbaar inkomen naar het vervoer over het spoor, terwijl gemiddeld in Europa een iets groter deel gaat naar het vervoer over de weg. In Cyprus, Malta en IJsland liggen overigens geen spoorlijnen.
Foto: Treinenweb