Bemanning aanvaring brug Weener gaat vrijuit

De bemanning van het vrachtschip dat vorig jaar december de Friesenbrücke bij Weener vernielde, worden niet vervolgd. Dat is de beslissing van de rechter in het Duitse Leer. Het Openbaar Ministerie (OM) van Aurich had de 53-jarige Russische kapitein en de Duitse loods aangeklaagd vanwege het in gevaar brengen van het scheepvaartverkeer.

In de nacht van 3 december vorig jaar ramde het schip 'de Emsmoon' de Friesenbrücke, die Bad Nieuweschans met Leer verbindt. De schade aan de brug was zeer ernstig waardoor de brug in zijn geheel vervangen zou moeten worden, een herstel wat jaren zou kunnen gaan duren.

In de tussentijd rijden er nu bussen tussen tussen Bad Nieuweschans en Weener.

Onbedoelde nalatigheid

De rechter in Leer vindt dat de scheepsbemanning geen grof plichtsverzuim ten laste gelegd kan worden. Volgens hem is er sprake van onbedoelde nalatigheid en een misverstand in de communicatie met de brugwachter. Nadat de kapiteit aan de brugwachter zou hebben gevraagd of hij veilig de brrug kon passeren, zou de brugwachter gezegd hebben: "Vaar eerst maar dichterbij, over drie minuten komt een trein en daarna kunnen jullie passeren." De kapitein en de loods begrepen daaruit dat de brug na doorkomst van de trein onmiddellijk open zou gaan. Toen ze merkten dat de spoorbrug dicht was, konden ze een botsing niet meer voorkomen.

Het is nog niet duidelijk of het OM van Aurich in beroep gaat tegen de vrijspraak in de rechtbank.

Brugwachter

Behalve een hoger beroep kan het OM ook beslissen om alsnog de brugwachter aan te klagen, omdat hij misleidende of verwarrende informatie aan de Emsmoon heeft verstrekt. Het OM stelde in januari dat de brugwachter geen blaam treft. Hij verklaarde dat hij het schip geen toestemming had gegeven de brug te passeren. Of hij ook een antwoord kreeg waaruit bleek dat de bemanning zijn tekst had begrepen, was toen niet helemaal duidelijk. Wel is er volgens de maritieme voorschriften twee keer contact geweest tussen de brugwachter en het schip.

Foto: Timo Haeckel
Foto: Timo Haeckel

Bron: DvhN